“Er was eens een eend die pech had, omdat hij had n’ aartsluie boer als baas had” * Met groep 4 filosoferen we over werken, slaaf zijn en een slaaf hebben, afhankelijkheid, zelfbeschikkingsrecht, zorgplicht en vrijheid, wederkerigheid en verhoudingen tussen meester en knecht.
Wie doet het werk op de boerderij?
“De eend doet alles op de boerderij. De andere dieren helpen ook. De boer is alleen maar lui. Waarom is hij eigelijk boer geworden als hij toch niets wil doen?“
“Hij wil lekker kunnen blijven zitten. Waarom heeft hij dan een dier gekocht? Hij wil geen klusjes doen en dan moeten de dieren het doen. Hij heeft er niet voor gekozen, hij is gewoon in de steek gelaten, door zijn familie. hij had eerst een vader en een moeder en een broer en een zus. Hij heeft het dier niet gekocht maar gestolen. Als hij hem had gekocht had hij geen geld meer om een normaal mens te worden.”
Wat is een normaal mens?
“Sommige mensen zijn dom en sommige mensen zijn slim. Mensen die niet normaal een mens zijn zijn dieren. Als hij niet voor de dieren zorgt is hij niet normaal”
Kan hij veranderen?
Wat zou je doen als je lui en moe bent? Iets anders eten, dat je minder moe wordt. Bijvoorbeeld spinazie en kaas. Ja dat kan goed want hij heeft toch een koe. Hij kan ook de wekker aandoen als hij gaat slapen. Hij kan ook met de fiets naar zijn werk gaan. Nee , hij woont daar al want hij heeft een bed.
Willen de dieren het werk wel doen?
“De boer moet eigelijk voor de dieren zorgen. In bed liggen en bonbons eten is saai. Ik denk dat hij moe is hij is te laat opgestaan.”
Wie is de baas van de boerderij?
“De boer is de baas. Nee! De burgermeester. De boer , want hij heeft de dieren gevonden. Hij is de baas, want hij laat de dieren werken en schoonmaken. Aan het eind zijn de dieren de baas. De boer kan melk verkopen en kaas, daarom is hij de baas. Hij is te dik, daarom kan hij niet lopen, hij kan de baas niet zijn. Of hij moet gaan sporten. Als de boer gaat sporten kan de eend weg. De boer kan dan zelf gaan werken omdat hij fit is. Wat moet de eend dan eten? De boer gebruikt de eend als slaaf.”
Zijn de boer en de eend vrienden?
“Ze zijn geen vrienden. De eend vindt de boer niet leuk, omdat hij tegen de eend praat alsof hij een slaaf is.”
Kan je een slaaf als vriend hebben?
“Nee dat kan niet omdat hij alles moet doen. “
Kan een slaaf bonbons eten?
“Ja, maar dan is hij geen slaaf meer. “
Heb jij een slaaf thuis?

wie doet het werk?
“Hij doet alles wat je zegt. Bijvoorbeeld mijn broer. Nee, dat kan niet, als je het leuk vindt is het geen slaaf meer. Mijn vader en moeder zijn mijn slaaf. Ze doen alles voor me; boterhammen maken, bed opmaken… Mijn broer doet alles voor mij maar ik vind het niet leuk. Ik wil graag alles zelf doen om het zelf te leren. Mijn moeder vraagt aan ons om taken te doen en mijn moeder doet ook dingen voor mij. Als je je moeder helpt ben je geen slaaf. Je moeder helpen is gewoon. Je moet rekening houden met elkaar. Dat gaat nog over, als je groot bent, mijn broertje is pas 5 jaar. Ik wil graag alles zelf doen. Mijn moeder en ik helpen elkaar, dan ben je geen slaaf.”
Hebben slaven geld?
“Ja, die hebben wel geld , als ze een opdracht krijgen en ze doen het uit zichzelf. Ik wil wel een slaaf, dan kan ik zijn uitkering krijgen. Hij krijgt 300 euro en dan houd ik 200 euro.”
* Kwaak, Martin Waddell & Helen Oxenbury, Gottmer
Filosofieles ontworpen in samenwerking met Mirjam Poolster







In het midden van de kring staat een “rare” vogel.

De wolf eet alleen de kuikens op, want in de kuikens zit een kip. De juf eet hij niet op want die lust hij niet. De wolf gaat niemand opeten want hij lacht. De juf is groot, dus zij is de baas en de wolf moet naar haar luisteren. De wolf eet wel gewoon de juf op, want er zit een ei in de juf. De wolf eet alles op in de school. De wolf doet gewoon lief, dan kan iedereen naar school. Iedereen mag zijn eigen eten meenemen dan moet de wolf zijn eigen eten opeten. De vos vindt worst lekker. Als het kuikentje het netjes vraagt dan worden ze vrienden met de wolf. De bever wordt vrienden met de beer, de kikker met de wolf, etc.. de wasbeer kan ook vragen of de juf vrienden met hem wil worden. Het konijn wordt geen vrienden, want hij kijkt boos”
I
M
We maken met elkaar een reuzenweb met de duimen omhoog. We geven onszelf als groep een compliment.”











K. heeft een nieuw plan; Hij zet de kinderen in een rij achter elkaar met alle gezichten naar voren. K. Gaat vooraan staan , ook zijn gezicht naar voren. Hij maakt een sprongetje omhoog. Alle kinderen doen hem een voor een na. Er gaat een “golf” van beweging door de rij.
Als je met 1000 mannen (en 1000 vrouwen) gaat lopen en je klapt kan je dan zorgen dat het geen chaos wordt?