Groep 6 heeft het nog steeds druk met vragen sorteren. Groep 6 worstelt met raadsels, grappen, echt of niet echt, een spelletje spelen, veronderstellingen doen, logische redeneringen en een heuse vraag onderzoeken.
Zij hebben enige weken geleden 55 vragen gesteld aan een pompoen. Een van die vragen is “Waar zijn je benen” De pompoen die in de kring ligt heeft geen benen en hoe ben je dan naar school gekomen. Is het een weet vraag of een filosofische vraag?

“Als je benen eraf gehakt zijn dan weet je niet waar je benen zijn. Die kunnen wel bij iemand anders zonder benen zijn aangenaaid en die loopt er dan mee weg. En dan weet jij niet waar ze zijn. Dus is deze vraag een filosofische vraag want we weten het antwoord niet. Je weet het toch sowieso niet want als je benen zijn afgehakt ben je dood en dan weet je niets meer”
De volgende les ligt weer die pompoen in het midden van de kring. Er steken twee Barbybenen onderuit.
Wat zie je? vraag ik
“Die benen zijn misschien in de pompoen gegroeid. Een kind was kwaad omdat ze maar één barby heeft. Ze heeft de benen van haar barby eruit getrokken en op straat gegooid. De benen zijn van de barby afgehakt. De Barby ligt er gewoon onder. Die heeft de juf eronder gelegd. Er zitten billen aan de benen, Die benen groeien gewoon uit de pompoen. Barbies kunnen niet bewegen, dus die popoen heeft er niets aan. Zo kan die pompoen nog steeds niet lopen want hij is veel te zwaar voor die benen. Die benen zijn helemaal niet van die pompoen, want ze zijn niet dezelfde kleur. Waarom heeft hij eigenlijk benen als hij toch niet kan lopen. Je kan ogen hebben en toch blind zijn, dus je kan ook benen hebben terwijl je niet kan lopen, dus dat is niet raar. Die benen zijn een soort wortels van de pompoen. Als de benen waren afgehakt zou er bloed liggen. Nee een Barby heeft toch geen bloed. Ik heb medelijden met die pompoen omdat zijn benen het niet doen. Die benen horen echt niet bij die pompoen. Als er geen Barbypop aan vast zit dan weet die barby niet waar haar benen zijn. Die Barbypop weet dat sowieso niet want die kan niet nadenken, het is maar speelgoed.”
Ik vertel het verhaal van de Jongen Gyges* Die op zijn avontuurlijke tocht door de bergen op een Grieks eiland een ring vindt waardoor hij onzichtbaar wordt.






De rups past er niet in. Hij heeft geen ruimte om te kruipen. Daarom is het niet gezellig in het potje. Hij moet kleiner zijn, dan heeft hij ruimte om te kruipen. De rups moet terug naar het water. Als hij ziek is moet hij naar de dokter en niet in het potje. Hij moet medicijnen. De rups moet naar zijn eigen huis toe. Er moet een plantje bij , dan wordt het gezellig. Nee, het is niet gezellig want hij zit alleen in dat potje, er zijn gen vriendjes. Het is koud in dat potje, er moet een dekentje bij. De deksel moet er weer op.”








M
Een ananasbril.”

Er moet ook een brillenwinkel komen zegt M. we leggen alle brillen bij elkaar. ook de papieren brillen worden erbij gelegd. Daarna maken we een winkel met sjaaltje. Het is geen sjaal het is meer een touw. Er zitten wel veren aan. Ook veel losse veren. Waar horen die losse veren bij? Is er ook een verenwinkel? Ja die horen bij elkaar. De meeste kinderen vinden dat er een aparte winkel moet komen. Ik vraag aan O. wat zou jij kiezen voor een winkel? O kiest een maskerwinkel. zijn dat niet ook een soort brillen. Nee dat moet apart. De konijnenoren en het staartje horen in de konijnenwinkel”










In het midden van de kring staat een “rare” vogel.

De wolf eet alleen de kuikens op, want in de kuikens zit een kip. De juf eet hij niet op want die lust hij niet. De wolf gaat niemand opeten want hij lacht. De juf is groot, dus zij is de baas en de wolf moet naar haar luisteren. De wolf eet wel gewoon de juf op, want er zit een ei in de juf. De wolf eet alles op in de school. De wolf doet gewoon lief, dan kan iedereen naar school. Iedereen mag zijn eigen eten meenemen dan moet de wolf zijn eigen eten opeten. De vos vindt worst lekker. Als het kuikentje het netjes vraagt dan worden ze vrienden met de wolf. De bever wordt vrienden met de beer, de kikker met de wolf, etc.. de wasbeer kan ook vragen of de juf vrienden met hem wil worden. Het konijn wordt geen vrienden, want hij kijkt boos”