Lentekriebels

Met groep 3 denken we na over indrukken en gevoelens, over ruiken, zien en voelen, over de invloed van het seizoen op wat je doet. Het onderzoek naar relaties tussen ervaringen en gevoelens is een moeilijk denkstap voor deze jonge kinderen. We blijven een beetje hangen in de zintuiglijke ervaringen en maken nauwelijks de stap naar gevoelens. Het woord lentekriebel verdient nader onderzoek.

Ik lees het gedicht van Pim & Pom, twee poezen die de lentekriebels hebben in Maart.

Waar gaat het gedicht over?

“Het gaat over de lente. Over lekker leuke dingen doen. Dat het lekker weer is. Ze hadden jeuk en prikkels. Ze wilden een knoop in zijn staart leggen. Omdat het een droom is.”

Ik lees het gedicht voor en de kinderen vullen de rijmwoorden aan: Maart, dorst, vacht ….”

Hoe komt het dat ze kriebel hebben?

“Het komt door de bloemen. Omdat het warm is. Hij wil een gouden vacht. Ze willen leuke dingen doen. Ze weten dat het lente is, ze zien het buiten. Kunnen ze het ook voelen? Ja! Als ze het raam open doen. Als de zon komt. Ze kunnen het zien aan de blaadjes. Ze kunnen het niet voelen, want ze zijn dieren en geen mensen. Je voelt het als het warm is. Katten kunnen niets voelen want ze hebben een dikke vacht.”

Hoe kunnen dieren weten dat het lente is?

“Sommige dieren die niet een dikke vacht hebben voelen het wel. Wie heeft er wel eens gehoord van lentekriebels? Ja als ze het koud hebben gaan ze kriebelen. Kan je het ruiken dat het lente is? Ja, het ruikt een beetje vies, net als de blaadjes. Als je ruikt dat het lente is dan ga je buiten spelen. Nee, lentekriebels , dat heb ik nog nooit gehad.  Je ruikt aan die bloemen en dan krijg je jeuk. De poezen willen iets vieren.”

Posted by | View Post | View Group

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *