Voorraad & verzameling

Groep 3 en 4 denkt na over voorraad en verzameling en het verschil daartussen. Over kenmerken, toepassingen , ordening, gebruik, samenwerken. Deze gesprekken begeleidde ik voor leerlingen  van  de Capelse schoolvereniging 

-Hieronder kan je een klein stukje  volgen hoe mijn vragen opgebouwd zijn. Enerzijds heb ik een verhaal en een opzet van de les, anderzijds sluit ik steeds aan bij de gedachtenwereld van de kinderen. Hoe concreter hoe beter is mijn moto. Niks moeilijk, ingewikkeld of zweverig! Filosoferen kan met alledaagse kwesties en gedachten. Ik probeer als gesprekleider ook tegelijkertijd heel voorzichtig de eigen denkstappen van de kinderen  uit te lokken,  in de groep te delen en het verder denken met elkaar te stimuleren. Daarom vraag ik vaak wat denk jij? Wie denkt daar anders over, of wie is het er niet mee eens?” 

Eerst vertel ik het verhaal van de beer en het varkentje.

Wat doet het varkentje? (een vraag uit het verhaal in het hier en nu)

“Hij verzamelt dingen voor de winter. Wat verzamelt hij? “Eten en drinken en takken, water  en ..   Een voorraad voor de winter…….”

Verzamelen hoe doe jij dat?

Deze vraag is gericht op waarnemingen van de kinderen zelf naar zichzelf en naar elkaar , in hun dagelijks leven. Er worden door henzelf verbindingen gemaakt met thuis! Ook het gedrag en de handelingen die daarbij horen volgens de kinderen worden in de kring onder de loep genomen. Kinderen bewegen, doen dingen voor  en vertellen oer wat ze zien en wat ze zelf doen. In hun gedachten verplaatsen ze zich naar huis of een andere plek. In het gesprek probeer ik ze te verleiden te vertellen en ook nog meer dingen voor te doen. (Filosoferen met je hele lijf en Filosofie in het alledaagse) Zo  stappen ze al uit het hier en nu,  en gaan denken, associëren, verbinden, vergelijken en vertellen. Dat is wat ik met de jonge kinderen in beweging wil zetten om te gaan filosoferen.

Wat verzamel jij?

“Ik verzamel  warme jassen, en schoenen, en kaarsen, houtjes snoep, fruit, koekjes; als je verzamelt hebt heb je een voorraad. Het is lekker. Ik heb een kast met een voorraad thuis , met fruit en koekjes.” Je stopt het in een doosje of een kast.”

Een van de kinderen maakt een mooie als-dan redenering en die is erg belangrijk om nu eerst op verder te gaan. Ook de bewering dat je het in de kast of in een doosje stopt registreer ik.

Daar kunnen we later, in een volgende les,  een sorteeroefening mee doen met doosjes en andere opbergmiddelen. Wat doe je waar in en waarom? Ik heb nog een hele leuke les over een doos.

wat zit er in die doos?

In deze “wat-“ vraag hoor  ik ook dat er aanknopingspunten zijn om ook een sorteeroefening in gang te zetten  (zie einde van deze brief)

Heb jij een voorraad?

Eerder is het woord :”voorraad” genoemd in verband met het verhaal.  Varkentje verzamelt immers een voorraad voor de winter.

Ik sluit weer zo dicht mogelijk  aan bij de belevingswereld van de kinderen door door te vragen naar hun eigen voorraad. Heb jij een voorraad (thuis)?

Van wat heb jij een voorraad thuis?.koekjes, snoep, schoenen,  takjes, kaarsen, jassen, truien, voor andere kinderen die het koud hebben,

een verzameling schoenen

En, omdat er al wat eigenschappen worden genoemd (Lekker, warm)   ga ik als gespreksleider op zoek of de kinderen eigenschappen kunnen bedenken van hun eigen voorraad. Spontaan zegt een kind al “lekker” en een ander  “warm”  dus dan vraag ik door op mogelijke  eigenschappen van een voorraad., want ik merk dat de kinderen deze denkstap aan kunnen, ik vraag voorzichtig en noem zelf geen eigenschappen. Het duurt een tijdje vooradat er een reactie komt, dus ik herhaal de vraag vriendelijk en probeer het spannend te maken, vaak kijken de kinderen me in de eerste lessen aan en zeggen ik weet het niet. Als we dan wachten en de bal blijft bij één kind gaan de luikjes open en komt er zo maar een volledige redenering uit. Het wachten en luisteren loont.

“lekkers, moois, warms, licht ..dat kan je bewaren, ja licht van de kaarsen, dat is een voorraad licht “

Je kan ook dingen verzamelen voor anderen. Hier maak ik in mijn eigen hoofd even een stap naar de sociale dimensie , en twijfel of ik hierover door ga vragen,  maar , ook omdat de kinderen nog jong zijn wil ik het toch praktisch houden; dus kies ervoor om nog een “levende” sorteer opdracht te doen.

Wie is welke verzameling?

Dan visualiseren we met de groep , bewegend welke verzamelingen zich spontaan kunnen vormen in de groep. Kinderen zoeken naar gelijkenis onderlinge en verschillen. Ze formeren, al lopend, groepjes en bedenken hoe hun “levende” verzameling heet.

“We hebben, witte truien, bruine ogen, gele strepen en 5  verzamelingen van veterschoenen.”

Ik vraag of die veterschoenen bij elkaar kunnen , geen probleem. Ondertussen legt een kind spontaan gekleurde hoepeltjes om de groepjes.

In Groep 4

ga ik verder met dit verhaal over verschillen tussen verzameling en voorraad. Dat heeft nogal wat voeten in de aarde voordat we daar wat inzicht in hebben. In eerste instantie worden de begrippen door elkaar gebruikt; een dierentuin is een voorraad dieren. andere kinderen zeggen dat een kippenhok een voorraad dieren is. Er komt  een beetje inzicht over veel van het zelfde (voorraad) en allemaal verschillende dingen (verzameling) ook wordt er een interessant kenmerk genoemd van een voorraad; nl dat je die kan gebruiken. Om verder te onderzoeken geef ik de kinderen een teken opdracht ; maak een tweeluik ; aan de eenkant teken je een voorraad en aan de andere kant een verzameling.

Wordt vervolgd….

 

 

 

Posted by | View Post | View Group

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *