Twee beertjes en Bob. Prachtig voorbeeld hoe jonge kinderen logisch redeneren en oorzakelijkheid kunnen combineren met hun magisch denken.
Filosoferen met groep 3.
Ik vertel het verhaal van twee beertjes en Bob. Een kleine jongen die de dag besteedt met zijn twee eigen beertjes. Ze maken allerlei avonturen mee in huis. Er ontstaat een bos op de trap, dat zomaar weer verdwijnt als papa komt. Er stroomt een rivier door de kamer, die droogvalt als mama roept. En er is een berenhol onder de trap waar papa en mama niet kunnen komen. De kinderen denken na over wat echt is en wat niet en wie dat bepaalt.
“Waar komen de beertjes vandaan?” vraag ik de kinderen. “De beren komen uit hun hok van heel ver weg.” “Ze zijn stiekem naar binnen gegaan door het hondenluik.” “Bob wist het eerst niet, want ze kwamen toen hij sliep.” “Pas toen ze geluid maakten zag hij ze.” “Papa en mama kunnen de beren niet zien, want die houden niet van beren in huis, ze maken veel rommel. Papa en mama kunnen de beren niet zien want Bob heeft de beertjes verstopt. Hoe kan het dat papa en mama de beertjes niet kunnen zien? Misschien zijn ze halfblind, want ze kunnen de beren niet zien maar de grond wel. Een grote beer kunnen ze wel zien, misschien is dat we de vader of de moeder van de kleine beertjes. Beren kunnen nooit in een familie zijn, want bren zijn vleeseters. Beren houden van mensenvlees, dus ze kunnen niet in een mensenfamilie zijn. Het is alleen een titel van het verhaal, het is het begin van het verhaal. Het is gewoon een verhaal, verzonnen door een kunstenaar, dus het is niet echt. Het is allemaal niet echt. Het bestaat ook niet echt, want een familie is van vlees . En ze praten allemaal niet. In het bos zijn wel echte bere, misschien waren de beertjes wel verdwaald. Misschien wonen ze normaal in een hok. Moeder heeft het raam open laten staan en toen zijn ze stiekem binnengekomen. Kleine beren zijn lief en grote beren zijn gevaarlijk. ”
“Wie is de baas van de beren?” vraag ik. Sommige kinderen zeggen dat Bob de baas is van de beertjes. Andere kinderen vinden dat de grote beren de baas zijn van de kleine beertjes, maar die kan je niet zien. De beren zijn van hun papa en mama
“De beertjes zijn de baas van wat er gebeurt in huis omdat als de beertjes willen dat er water komt, dan komt er water en als ze willen dat het weg gaat dan gaat het weg.” “Misschien was de boom wel vanzelf in het huis gegroeid.”