Filosoferen ouder en kind

Filosoferen thuis; ouder of begeleider en kind

Deze pagina zal de komende tijd gevuld worden met gesprekstips voor thuis:  ouders/opvoeders  en kinderen aan de hand van een kinderboek. Leeftijd vanaf 3 jaar. Per boek of verhaal geef ik aan voor welke leeftijd het ongeval geschikt is. Voor kinderen die zelfstandig kunnen werken zijn er ook post op de pagina filosoferen thuis

Hier eerst een paar algemene tips als je wilt filosoferen met je kinderen:

filosoferen met kinderen

Het verhaal: vertraag je tempo en herhaal!

Neem  voor het voorlezen of vertellen van het verhaal rustig de tijd  en herhaal soms zinnen uit het verhaal. Kijk ook goed naar de plaatjes. Kinderen hebben het filosofische gesprek  tijd nodig om zelf na te gaan denken over wat je vertelt of voorleest. Het verhaal is vooral een stimulans voor hun associatief, creatief en onderzoekend denken.

Het filosofisch gesprek is in veel opzichten  tegenovergesteld aan een leergesprek. Als begeleider ben je niet gefocust op “het goede antwoord”. Je vraagt niet naar het verhaal in feiten en kennis.   Luisteren is voor de begeleider van een filosofisch gesprek extra belangrijk. En je moet steeds improviseren met je vraagstelling op wat er uit de kinderen zelf komt.  Laat gerust stiltes vallen en kijk goed naar je kind of het iets wil zeggen,  Hoe hun betrokkenheid en denklevendigheid  zichtbaar wordt, ook in hun lichaamstaal.

Maak tastbaar en zichtbaar.

Voor de tastbaarheid kan je een knuffeldier uit het verhaal. Ook kan je allerlei voorwerpen gebruiken waarbij je een soorteeropdsacht geeft. Dat maakt vaan helemaal niet zo veel uit wat het is. Bij het verhaal van de Geit kan je bijvoorbeeld met je kleuter praten over wat je wel of niet kan eten en bijvoorbeeld doorvragen of je er door veranderd. Je kan dan een bak met verschillende soorten fruit en groente gebruiken. Ook kan je juist dingen erbij gebruiken die wellicht niet te eten zijn zodat je je kind kan laten sorteren(zie verder hieronder) Ik zal steeds bij de verhalen mogelijkheden aangeven voor materialen.

Zoek aansluiting bij je kind

Vertel het verhaal in stappen. Afhankelijk van de reactie van je kind stop  het verhaal regelmatig en stel een vraag of reageer vragend, verwonderend en belangstellend op de reactie  van je kind. En vraag “wat denk jij?” Het voelt zich gezien en gehoord en dit stimuleert het  tot nadenken . Je kan het zien (en horen) als ze aan het denken slaan! Hierdoor kan het gesprek  in veel verschillende richtingen gaan. Stuur zo min mogelijk in een specifieke richting. Het vertellen van het hèle verhaal is niet een doel op zichzelf. Luister goed naar uitspraken (beweringen ) van je kind  en vraag daarover door. (zie hieronder). Laat je niet verleiden door feiten te vragen en “goede antwoorden” te benadrukken en te belonen met complimenten. Dit gesprek gaat niet over kennis en weten, maar over denken.

Stel open vragen; waarom? Hoe komt het dat? Hoe ziet het eruit? Heb jij dat ook? Schroom niet om zo’n vraag ook meerdere malen te herhalen. Soms zeggen de kinderen “Waarom vraagt u steeds hetzelfde?” dat zeg ik “ja , er komt ook steeds  weer een ander antwoord, luister maar”

Wees uiterst gespitst op woorden die verbindingen maken in het denken; want, dus, maar,  omdat, als, dan etc . Ook zijn woorden als Altijd, nooit, mag niet, kan niet, moet ingangen om door te vragen.  Hier komen de interessante beweringen van de kinderen naar voren.

Leren uit ervaring; begin klein!

Hieronder neem ik je mee in het verhaal en geef aan bij welke afbeelding en tekst uit het boek  je een denkvraag kan stellen en hoe je  kan doorvragen.