Volgen

Filosoferen met groep 7 over “De Weg “

Wie moet je volgens?

A: “Het is Wie of Wat moet je volgen. Je moet niet wie volgen maar wat. Je moet het pad volgen.”

B “Je volgt het pad, maar je weet niet waar het naar toe gaat”

K “Je mag volgen wie of wat je wilt, het is je eigen leven en je eigen mening”

C:“ Je moet volgen wie of wat je wilt. Je hoeft niet op een pad te lopen. Je kan op gras lopen bijvoorbeeld. Of je volgt de navigatie”

Als je navigatie niet klopt rijd je de verkeerde kant op”

G:“Ik wil reageren op A, je hoeft niet iemand te volgen of je telefoon is leeg, dan zegt iemand bijvoorbeeld “ga die kant op””

Wie volg je op school?

A: “ De juf of de meester. Als die er niet zijn volg je je vrienden”

L: “ Ik volg de les met mijn hoofd, ik volg de juf”

I” Je moet iemand volgen , dan kom je ergens uit en die weet wat je moet doen”

Hoe weet iemand waar je naar toe gaat?

C: “ Dat weet ik want dat heb ik geleerd”

Hoe weet je dat die persoon weet waar jij naar toe moet?

Die persoon heeft alles , de antwoorden, opgeschreven”

We kijken naar de film van de Dino die zijn eigen òf een andere staart volgt.

F: “Het was een illusie film. Wat is een illusie?

Sommige mensen dachten dat hij zichzelf volgde en sommigen dachten dat hij iemand anders volgde”

Tel eens hoeveel van de klas het een of het ander denken?

Posted by | View Post | View Group

Tandjes en gaatjes

Vandaag in de kleuterklas zie ik bij groep 2 kleuters al veel veranderingen in hun gebitjes, zo na de zomer zijn de kleuters van groep 2 echt met een spurt gegroeid.

We filosoferen over praktische zaken, over wat er is en wat er (nog) niet is, of wat er was. Over verwachtingen, handelingen, mens-zijn en elkaar helpen.

In de kring heb ik babymuis met papa en mama staan. Het lesthema is “een naam voor babymuis” maar dan verander ik van gedachten, ineens, als ik al die tandjes zie en de lege plekjes die hun melktandjes hebben achtergelaten. ik vraag de kinderen of ze al grote-mensen-tanden hebben.

Trots tonen de kinderen hun tanden.

Er zijn veel grote kleuters met wiebeltandjes en gaten. En we hadden een babymuis op visite in de kring Een kleuter vertelt over poetsen, tandenborstels en mooie tanden.

Dan gaan de ideeën over het filosoferen snel door mijn hoofd. Ik wil direct aansluiten bij dit verhaal èn ook bij de muizenbaby.

“Heeft een muis ook tanden, moet een muis ook zijn tanden poetsen? Nee , want die heeft geen handjes, dat kan hij niet.  En een kikker? Nee die heeft geen tanden.
En als een kind geen handen geeft (er was er een met een gebroken pols in het gips)  Wat moet je dan doen, moet je dan ook niet poetsen? Nee, dan moeten ze je helpen. Papa en mama. Die kunnen dat dan wel. 
Moet je een gat ook poetsen? Ja/nee? Ja, want er kan een tandje komen of al zitten. Moet een baby ook zijn tanden poetsen? Nee, dat kan hij nog niet. Nee, want die heeft nog geen tanden. Wanneer moet een baby zijn tanden poetsen? Ja, dan moet je steeds kijken.Dan komt het nieuwe tandje, als je poetst. En als de tand er uit is , moet je hem dan poetsen? Nee, dan zit er bloed aan.  Dan moet je hem …weggooien, in een doosje doen etc. Wie zijn oma of opa heeft een nep-gebit? Moet je dat ook poetsen. 
Willen jullie aan papa en mama vragen of je gaatjes moet poetsen?”

 

 

 

Posted by | View Post | View Group

Herinneringen

Filosoferen met groep 1,2,3,4,5,6,7 op de basisschool. Eerste les na de vakantie over herinneringen. Zwemmen, voetballen, logeren, naar Turkije, Marokko, Pakistan, Polen of Nieuw-Zeeland og gewoon vakantie in eigen huis of stad.

Kan je dezelfde herinnering hebben?

“Vrienden, zussen, tweelingen wel. Die zijn gelijk geboren. Nee, iedereen doet de dingen op zijn eigen manier, dus lokaal ben je samen op het strand of aan het zwemmen het is toch anders, omdat je het anders doet. Iemand kan ook nog liegen dat hij ergens is geweest.  Nee dat zit in je eigen hoofd en niemand anders weer wat in jouw hoofd zit. Iedereen kijkt door zijn eigen ogen.”

Ik laat 10 seconden een plaatje zien en vraag iedereen om de beurt wat hij/zij heeft gezien. Er komen veel verschillende antwoorden. Dan praten we erover en laat ik het plaatje weer zien.

Is er verschil tussen de herinnering na de eerste keer en na de 2e keer?

Ik schrijf het woord herinnering op het bord. en veeg het na 10 sec. weer uit. Wat is je herinnering? Iedereen zegt hetzelfde.

“Maar iedereen denkt er iets anders bij!”

Posted by | View Post | View Group

Welke maat?

Het is sprookjestijd in de kleuterklassen. Ook voor de filosofieles een echte uitdaging. De sprookjes geven een mooi beeld voor de kinderen om over na te denken. de moraal van het verhaal laten we liever weg. daar mogen de kleuters zelf over nadenken.

Vandaag kwam “goudhaartje en de 3 beren ” voorbij in de filosofieles.

Als de kleuters binnenkomen ligt er een kleedje in de kring waarop een tafeltje staat met 3 kommetjes in 3 maten; groot, klein en middel. ook zitten er 3 beertjes in 3 maten op het kleedje. Het is het huis van de beertjes. Moeder Beer heeft net soep gekookt. Maar de soep is nog te heet en de beertjes gaan nog even buiten spelen. dan komt Goudhaartje binnenlopen. Ze klopt  op de deur maar krijgt geen gehoor. Ze gaat naar binnen , ze eet de soep op en gaat slepen in een van de 3 bedjes van de beertjes.

In welke bedje gaat Goudlokje slapen? Waarom gaat Goudhaartje daar slapen?

“Die past. Waarom? Dat is dezelfde maat.  Wat is maat? Dat zijn allemaal cijfers. Omdat ze er toch wel in past. Die anderen is te groot. Is dat er, als die te groot is? Wat voor maten zijn er? Kinderen hebben geen maat. Kan je maat veranderen?  Ja, als je steeds groter wordt. waarom koop je niet gelijk een groot bed voor een baby?  Dat is te duur. De baby zal verdrinken in het grote bed.  Goudhaartje past ook in het grote bed. Waarom is dat bedje het beste? die is normaal, die past het best.”

 

Mag je zo maar ergens naar binnen lopen?

“Ze moet eerst toestemming vragen.. Als er niemand is moet ze gewoon wachten. Moet je overal toestemming voor vragen? Wij doen altijd de deur op slot. De hond mag bij ons niet naar de kamer. Weet hij dat? Nee, puppy’s kunnen niet praten.”

 

Posted by | View Post | View Group

Fabelding

In groep 6 denken we al een tijdje na over fabeldieren. Verhoudingen tussen mens en dier, oerkrachten, metamorfose . Vandaag over fabeldingen, essentie, definitie en wetenschap.

Vandaag kiezen de kinderen uit 10 zelfopgestelde vragen:

Wie heeft fabeldieren bedacht? 

“Iemand met veel fantasie. Die dacht misschien is een “dier en mens” wat. Iedereen kan een fabeldier bedenken. Nee, je moet een kunstenaar zijn, Rembrandt bijvoorbeeld.  Misschien was er iemand met een dier getrouwd.  Ik denk dat een wolf geen fabeldier is maar een weerwolf. “

“Een fabelding! Dat kan ook! Wat is dat? Dat zijn 2 of meer dingen samen die niets, of bijna niets , met elkaar te maken hebben. “

De groep denkt verder over deze beweringen en we plaatsen voorwerpen samen in de kring om te visualiseren wat deze bewering betekent. “De gieter en 2 voetbalschoenen. Het is een pelikaan met schoenen aan. En een theepot..Ll-en schuiven aan de opstelling. “Het hoeft niet perse een fabelding te zijn, want het kunnen ook gewoon 2 dingen bij elkaar zijn. Het leeft niet! Dingen hoeven ook niet te leven. Is het fantasie?”

 

“Ik wil iets wetenschappelijks zeggen” Hoe noem je een fabelding/dier als niemand het ooit heeft gezien. Wat is wetenschappelijk? Iets wat heel veel mensen niet weten. Je hoeft het niet perse te zien om het te onderzoeken. Als je iets nooit gezien hebt bestaat het dan niet?  Je moet het geloven. Als je alle dingen bij elkaar kan doen om een fabelding te maken, is een la en een kast dan ook een fabelding? Nee, een la is een onderdeel van een kast.”

Daarna presenteren de kinderen hun zelfontworpen fabeldieren:

koe-mens-varken

Konijn-mens met mensensproeten

Posted by | View Post | View Group

Boos, bozer boost

Een les met groep 5 over gradaties in emoties en boosheid. Hoe kan je omgaan met boosheid en wat heeft dat te maken met deze gradaties?

We bekijken een korte film van Keepvogel en de Broogbeer. Keepvogel verzamelt bramen en Broogbeer wil ruilen met een potje “Croosbier” Hij wacht niet tot Keepvogel ja zegt maar pikt gewoon de bramen in.

Eerst vertellen leerlingen het verhaal zo kort mogelijk na. Dat is nog moeilijk snel samen te vatten en de essentie eruit te halen voor een samenvatting.  De kinderen geven elkaar tips; “Sneller praten, kort zeggen, minder woorden gebruiken, inleiding weglaten.”

We gaan van 30 seconden naar 19 seconden!

Een LL wordt boos omdat hij geen beurt krijgt en loopt boos de klas uit. We hebben direct een voorbeeld om het “boos worden” te onderzoeken. Boze ll komt weer terug en probeert mee te doen aan het gesprek. Is moeilijk.

Wat gebeurde er met jou M?

“Ik werd boos, ik baalde ervan dat ik geen beurt kreeg. En toe werd ik boos en toen ging de hele klas lachen” Mag je boos zijn? Ja, ik ben ook wel eens boos” 

“Keepvogel was ook boos. Hij was héél kort héél boos. En in het begin, wat voor soort gevoel was dat in het begin? Toen, in het begin toen hij met de beer meeging was het tegenstribbelen, de beer duwde hem.  Hij was geprikkeld en toen geïrriteerd. Leg het eens uit? Het is gewoon boos. Wat is gewoon boos. Nee het is niet gewoon boos, het is onbeschoft boos.”

Twee LL spelen het verhaal in de kring uit , ze zitten tegenover elkaar; Keepvogel en Broogbeer.  Keepvogel wordt steeds groter en staat op en roept “ik wil helemaal niet ruilen”

“Keepvogel wachtte op het goede moment… En toen ontplofte hij..

Is het goed om te wachten met boos worden tot je ontploft?

Deze vraag gaat mee in het klassenboek voor volgende week.

Posted by | View Post | View Group

verzameling

Als vervolg op het verhaal over de knoop van Kikker&Pad filosoferen we twee lessen door  met  groepen 3 en 4 over verzamelingen. De kinderen raken niet uitgedacht en gepraat. Over verzamelingen, eigenschappen van verzamelingen en deelverzamelingen. Persoonlijke verzameling, de waarde voor de handel. De aanpak van een verzameling beginnen, ruilen etc.

Er komt van alles ter “tafel” Het lijkt wel hogere wiskunde zo af en toe. Ik ben verbaasd over de mogelijkheden van dit onderwerp in relatie tot de belevingswereld, het abstractievermogen en de verbeeldingskracht van de leerlingen. Leerlingen filosoferen over zin en onzin van verzamelen, de betekenis ervan, de sociale dimensies, het plezier en de wijze waarom verzamelingen ontstaan en nog veel meer.

Heb jij een verzameling?

“Ja ik heb een voetballenverzameling, schoenen, stenen..knikkers. ik ga ook beginnen met een stenenverzameling. Ik verzamel tekeningen van mijzelf.”

Wat hoort er bij jouw voetbalverzameling?

“De plaatjes, de ballen.  De ballen zijn ook  een aparte verzameling… en die horen  erbij? Nee, dat is een ballenverzamling.”

Hoe/waar bewaar jij jouw verzameling?

“In een knikkerzak, onder mijn bed, in een doos. Kan je alles zien van jouw verzameling als het in een zak zit? Nee, maar dat is niet erg. Ik weet wat er in zit. In de zak.”

Hoe kom je aan een verzameling?

“Je kan dingen kopen of zoeken. Je kan ze ook winnen of kado krijgen. Je verzamelt iets wat je heel leuk vindt. Wat je niet altijd kan kopen. Dan ga je het verzamelen. Zomaar?  Dat ligt eraan wat je zoekt. Soms is het toevallig.  Als je het heel leuk vindt. Dat is niet altijd.”

Kan je ook een niet-leuke verzameling hebben? 

“Dat bepaal je zelf.of het leuk is “

Kan je rijk worden van een verzameling?

“Dat ligt eraan wat je verkoopt.  Goud bijvoorbeeld is heel duur. Je kan nep-goud kopen en het dan voor echt goud verkopen. Of auto’s verzamelen, dan moet je eerst een handel kopen voor niet zoveel geld”. 

Stel je hebt iets verzameld wat iedereen ineens leuk vindt, hoe kan je het dan verkopen?

“Je moet stinkend rijk zijn om spullen te verkopen, soms krijg je korting. Je kan soms iets heel goedkoop kopen, verzamelen , en dan heel duur verkopen aan mensen die het heel leuk vinden. “

Waarom verzamel je?

“Is het leuk? Ja, het is leuk, als je bijvoorbeeld veel bijbels hebt, kan je het gaan verkopen.  De reden van het verzamelen is omdat je soms naar iets op zoek bent, een soort speurtocht en dat is leuk. Als je bijvoorbeeld op zoek bent naar iets voor je verzameling, dan kan je de hele tijd naar de grond kijken, dan zie je bijvoorbeeld ineens een steen met een hartje. Sommige vinden het speuren niet leuk, omdat je geld uit moet geven. Als het gratis is dan kan je veel verzamelen. Dan heb je een collectie, als je het mooi vindt en je vindt het leuk.”

Stel je hebt heel veel Cola gedronken en je hebt alle flesjes verzameld?

“Je kan dan alles voor veel geld verkopen. Als je ze allemaal mooi vindt dan heb je een collectie.”

Kunnen twee mensen ook dezelfde verzameling hebben?

“Ja, dat kan wel , dan kunnen ze ruilen, als ze dezelfde hebben. Het is ook goed als je twee dezelfde hebt, want dan kan je ruilen. Of als je er een kwijtraakt, dan heb je er nog een extra. Eigenlijk heeft het geen nut om te kopen of te verkopen. Bijvoorbeeld die colaflesjes. Als je colafles 1 euro kost en je verkoopt hem ook voor 1 euro.”

Als je een schoenverzameling hebt, is het dan ook een schoenenwinkel?

Nee, dat is niet hetzelfde; Een winkel verzamelt dingen , koopt ze, om weer te verkopen. Iemand die een verzameling heeft wil het houden.

Het is warm en sommige kinderen zitten met hun schoenen uit. Ik grijp de kans en zet alle schoenen bij elkaar.

Kan iets ook een toevallige verzameling zijn?

Ja want die schoenen zijn van iemand anders. Dus dit is niet mijn verzameling? Jawel, want u heeft hem verzameld. Als je iets verzamelt is het dan ook van jou? Ja! ik heb een toevallige verzameling onder mijn bed” 

Ik heb een doosje met monstertjes van de drogisterij ik vertel de kinderen dat dit mijn “toevallige verzameling” is. Een ll mag in elke schoen iets stoppen, het lijkt wel Sinterklaas!

 

 

Posted by | View Post | View Group

Podium

Pad droomt dat hij optreedt. Hij is geweldig en toont stuk voor stuk zijn kunsten. Kikker kijkt toe vanuit de zaal. Hij wordt steeds kleiner.

Groep 4 denkt na over groter worden en kleiner worden, over dromen en werkelijkheid. Over verhoudingen en relativiteit.

Wie droomt er?

“Pad droomde dat kikker weg was gegaan. hij werd steeds kleiner en kleiner. Hoe komt dat? Kikker wordt ook steeds kleiner door die stem. Pad staat op een podium omdat hij wil zingen voor pad. Was het hoog of laag? Hoog. Wat gebeurde er toen? Hij ging zingen en kikker werd steeds kleiner. Kikker wordt klein door wat pad aan het doen was. . Zijn lichaam werd steeds meer verkrampt, daardoor kwam het. Misschien was het niet mooi. Hij zei “Kikker lijkt kleiner dan normaal” Hij leek kleiner , maar dat was niet zo.  de kikker zei “ik ben gewoon normaal” Het zit in zijn gedachte, als je gaat dromen, dan krijg je een droom in je gedachten.  Eigenlijk is alles in het boek nep. Net als op het toneel. Tekeningen bestaan gewoon. Ik ben het niet eens met J. Is de kikker in de droom echt? Ik heb een keertje gedroomd dat ik in de metro bleef zitten en dat gebeurde ook echt. Sommige dingen zijn echt en sommige dingen zijn nep in het verhaal. Het podium was echt. Het is allemaal nep omdat een kikker nooit 2 benen kan hebben.

Kikker had misschien ook een nachtmerie, misschien had pad pas voor het eerst gedroomd.

Als je op een podium staat ben je een stukje groter, anders kunnen de anderen niets zien.”

We doen een spel in de groep met ophogen en stapelen spullen op elkaar.

creatieve opdracht: teken een droom.

 

Posted by | View Post | View Group

Sprinkhaan of duizendpoot?

In de kring staat een “mechaniek” bij groep 5 als ze binnenkomen. Groep 5 denkt na over hoe iets werkt, hoe je dat weet, wie dat heeft bedacht, over iets zelfstandig kunnen, autonomie en programmering. Over mislukken en functioneren en de marktwaarde daarvan.

Wat is het ?

Eerst doen we een “draaipraatje” de kinderen schrijven twee  aan twee op van elkaar wat ze denken dat het is om de beurt luisteren en om de beurt schrijven. Daarna pak ik een briefje uit het stapeltje briefjes:

Er staat op: Duizendpoot of Sprinkhaan

Ik stel de vraag aan de groep.

“Het is een duizendpoot, want hij heeft veel voeten. Mijn buurman zei ook duizendpoot. Maar het zijn poten , geen voeten. Een duizendpoot is wel groen, maar heeft veel meer voeten. Ik vind dat het een sprinkhaan is want een duizendpoot heeft veel meer voeten.  Zijn alle sprinkhanen  groen? Nee, maar ik weet gewoon dat het een sprinkhaan is, ik weet dat hij kan springen. Hoe weet je dat? Het is gewoon een stuk speelgoed in de vorm van een sprinkhaan. Het is de kleur van een duizendpoot in de vorm van een sprinkhaan. Het bestaat niet in het echt,  maar wel in speelgoed. Dat hebben ze zo gemaakt.”

Is het gelukt?

“Als het mislukt was dan hadden ze het niet verkocht. Als het werkt dan verkopen ze het. Hoe werkt het? Het werkt met een afstandsbediening. Het werkt met een knop, onderaan, je kan het niet zien.  Hoe weet die sprinkhaan hoe hij moet bewegen? Hij is gewoon gebouwd. De gene die hem heeft gebouwd weet het. Hij weet het door zijn sprieten. Hij is niet echt maar je kan hem wel laten bewegen. Hij, de uitvinder, heeft het zo verzonnen. Hij beweegt door de tandwielen.”

We brengen daarna het mechaniek in beweging en kijken naar een film over robots die een stoel samen in elkaar zetten.

Posted by | View Post | View Group

Toren

Met de kleuters onderzoeken we hoe een toren in elkaar zit. Hoe je hem bouwt, hoe het komt dat hij instort en wat je nodig hebt om een toren te bouwen.

We spelen het spel in de kring;  Jip speelt met blokken, hij bouwt een hoge toren. Janneke komt er bij zitten. Wat een mooie toren zegt zij. “mama kom eens kijken” Jip rent door de kamer en stampt op de grond, we stampen allemaal, de toren valt om.

Dan gaan er drie kinderen in de kring een toren maken. De toren valt om.

Wie doet dat?

Niemand. Niemand? Wat dan wel? De toren was omgevallen. N. Zijn toren was kapot. Had hij er tegen aangeschopt? Nee, dan kan toch niet?  We trommelen op de doos waarop de toren staat. De toren valt om. De toren ging kapot omdat we gingen slapen. Hij valt niet om omdat hij te hoog is. Eerst moet de toren heel hoog zijn.”

We doen allemaal een hoge toren na. We kijken of we allemaal een hogen toren kunnen zijn. Kunnen wij ook omvallen? Nee, omdat wij vastzitten. Zitten wij met plakband vast? Nee , met lijm op de stoel.

We bouwen samen een toren, twee aan twee doen de kleuters dat. ze werken samen aan de hoogste toren.

“Wie heeft de hoogste toren? Wie heeft de sterkste toren? Deze niet, deze is , denk ik , te klein. Hij heeft niet genoeg blokken. Weinig blokken is niet zo sterk.  De blauwe valt om omdat hij een balletje is.  Gaan balletjes altijd vallen? Daar moet je geen toren van maken. Wat kan je dan met balletjes? Kaasballetjes!  wat kan je daarmee! Die kan je eten!”

Posted by | View Post | View Group